FiscaFlits 2 - 2024

Is de BV nog wel aantrekkelijk?

Als u een BV heeft, betaalt uw BV over de winst eerst vennootschapsbelasting. Als het restant van de winst aan u wordt uitgedeeld, betaalt u als DGA hierover ook belasting in box 2. Dit tarief is per 1 januari jl. fors gewijzigd, waardoor de vraag opkomt of de BV nog wel zo aantrekkelijk is? De hoogte van de winst is hiervoor de meest bepalende factor, zo blijkt.

Wat betekent dit?

Sinds 1 januari 2024 kennen we in box 2 een tweetal tarieven. Tot een uitgedeelde winst van €67.000 bedraagt het tarief thans 24,5%, over het meerdere is het tarief 33%. Vóór 2024 was dit nog één tarief van 26,9%. Sinds 2024 is dus de hoogte van de uitgedeelde winst bepalend voor het tarief en daarmee voor de te betalen belasting. Hoe hoger het bedrag aan uitgedeelde winst, hoe hoger het tarief over de in totaal uitgedeelde winst. Wanneer we de vergelijking maken met de onderneming in de inkomstenbelasting, is van belang dat voor deze ondernemingen de omvang van een tweetal fiscale faciliteiten, de zelfstandigenaftrek en de mkb-winstvrijstelling, per 2024 is verminderd. Dit betekent per saldo dat bij een geringe winst de onderneming in de inkomstenbelasting fiscaal nog steeds het voordeligst is, dat bij een hogere winst de BV fiscaal voordeliger is, maar dat dit voordeel vermindert en zelfs omslaat in een nadeel als er sprake is van hoge winst die ook wordt uitgedeeld. Zie onderstaande tabel, waarbij bij verschillende winstniveaus is aangegeven wat u als ondernemer in de inkomstenbelasting netto overhoudt in vergelijking met de DGA.

Winst

IB-ondernemer

BV/DGA

Verschil

€75.000

€53.043

€49.720

€3.323

€100.000

€63.900

€65.009

-/- €1.109

€125.000

€76.132

€80.298

-/- €4.166

€150.000

€89.988

€94.810

-/- €4.822

€200.000

€117.698

€121.945

-/- €4.247

€320.000

€184.202

€184.153

€49

€500.000

€283.959

273.638

€10.321

Ons advies

In bovenstaande berekening is ervan uitgegaan dat alle winst in de BV ook direct aan de DGA wordt uitgekeerd. Als hoge winst wordt belast tegen 25,8% vennootschapsbelasting en het restant wordt uitgedeeld tegen een tarief van 33%, resulteert een totaal tarief van 50,3%. In de tabel zien we dan ook dat de BV tot een winst van ongeveer €100.000 niet voordeliger is dan een onderneming in de inkomstenbelasting, dat vanaf een winst van €100.000 tot ongeveer €320.000 de BV wel voordeliger is, maar met name vanaf een winst van meer dan €320.000 niet meer. De BV is bij een hoge winst die direct wordt uitgedeeld dus niet automatisch voordeliger dan de onderneming in de eenmanszaak.

We tekenen hierbij wel aan dat het tarief in de BV nog gematigd wordt als u een fiscale partner heeft, omdat u dan de helft van het uitgekeerde dividend aan uw partner kunt toerekenen en zo het hoge tarief van box 2 kunt beperken. Ook is het vanuit fiscale overwegingen niet vanzelfsprekend om hoge winsten direct volledig uit te delen. Verder kan in bepaalde situaties bijvoorbeeld de oprichting van een extra BV een oplossing zijn om het hoge Vpb-tarief deels te ontgaan. Op grond van het bovenstaande is het aan te bevelen met een adviseur te overleggen wat voor u de best te volgen route is als u wilt overstappen naar de BV, uit de BV wilt terugkeren naar een onderneming in de inkomstenbelasting of als u een extra BV op wilt richten.

Onbelaste vergoeding doorbetalen?

U kunt voor bepaalde zaken uw personeel een belastingvrije onkostenvergoeding geven. Daarbij kiezen veel werkgevers voor een vaste onbelaste vergoeding. Dit is onder voorwaarden mogelijk. Ook is het mogelijk deze vergoeding tijdelijk te blijven doorbetalen bij een korte werkonderbreking, bijvoorbeeld wegens ziekte.

Wat betekent dit?

U mag een vaste onbelaste kostenvergoeding geven voor kosten die gericht zijn vrijgesteld en voor zogenaamde intermediaire kosten. Dit zijn kosten die een werknemer namens uw bedrijf maakt en tijdelijk voorschiet, denk aan brandstof voor de zakenauto. Voor wat betreft de gericht vrijgestelde kosten kunt u bijvoorbeeld denken aan reis- en verblijfkosten. Vereist is dat u iedere kostenpost kunt omschrijven en de omvang van de vergoeding in beginsel aannemelijk kunt maken. U doet dit door de vergoeding te baseren op een onderzoek naar de kosten over een bepaalde periode. U mag een vaste kostenvergoeding tijdelijk doorbetalen bij bijvoorbeeld ziekte, tenzij dit waarschijnlijk langer dan zes weken is. U mag de vergoeding dan blijven doorbetalen in de maand van ziekte en de maand erna. U moet de kostenvergoeding daarna opschorten en pas hervatten vanaf de eerste maand na herstel van de werknemer. Alleen als kosten tijdens ziekte gewoon doorlopen, mag u deze blijven vergoeden. Denk aan een abonnement op een vaktijdschrift.

Ons advies

Een vaste onbelaste onkostenvergoeding scheelt u een hoop administratie, maar zorg dat u zich aan de voorwaarden houdt. Dit geldt zeker als u de vergoeding blijft doorbetalen bij bijvoorbeeld ziekte, dus zorg dat u een en ander dan goed kunt onderbouwen. U moet immers kunnen bewijzen dat u de onbelaste vergoeding mocht verstrekken.

Tijdelijk noodfonds energie weer open

Heeft u een lager inkomen en naar verhouding een hoge energierekening, dan kunt u ook dit jaar weer een financiële tegemoetkoming aanvragen via het tijdelijk noodfonds energie.

Wat betekent dit?

De omvang van de tegemoetkoming hangt af van uw inkomen en van de hoogte van uw energierekening. Huishoudens met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum kunnen een tegemoetkoming in de energiekosten krijgen als zij minstens 8% van hun inkomen kwijt zijn aan energiekosten. Huishoudens met een inkomen tot 200% van het sociaal minimum hebben recht op de tegemoetkoming als zij minstens 10% van hun inkomen kwijt zijn aan energiekosten. De tegemoetkoming die u krijgt is het bedrag aan energiekosten voor zover dit de genoemde bedragen te boven gaat.

Ons advies

Kijk op de site www.noodfondsenergie.nl of u recht heeft op de tegemoetkoming. Is dit het geval, vraag deze dan via genoemde site online aan. Dit kan tot uiterlijk 31 maart 2024.

Wat levert vergroening van een wagenpark u op?

Als u uw wagenpark zou willen vergroenen, bestaan hiervoor verschillende subsidiemogelijkheden en fiscale faciliteiten. Hierdoor is vergroening eerder lucratief. Voor een nieuwe elektrische vrachtauto of vrachtauto op waterstof krijgt u 36% milieu-investeringsaftrek (MIA). Dit percentage wordt berekend over de aanschafprijs. Daarnaast kunt u vanaf 26 maart 2024 de Aanschafsubsidie Zero-Emissie Trucks (AanZET) aanvragen bij de RVO. De hoogte van deze subsidie is afhankelijk van de aangeschafte vrachtwagen en van uw bedrijfsgrootte. De subsidie is een percentage van de aankoopprijs en kan oplopen tot maximaal €115.200.

Ook voor de aanschaf van een nieuwe emissieloze bestelauto kunt u de MIA krijgen. Voor een elektrische bestelauto is dit 27% van het investeringsbedrag minus €20.000, voor een bestelauto op waterstof is dit 45% tot een maximum investeringsbedrag van €125.000. Voor een elektrische bestelauto of kleine vrachtauto met een gewicht tot 4.250 kilo kunt u ook de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA) aanvragen. Dit kan vanaf 5 maart 2024 en dit jaar voor het laatst. De SEBA bedraagt maximaal 12% van het investeringsbedrag en maximaal €5.000 per bedrijfsauto.

Tenslotte kunt u alleen nog voor personenauto’s op waterstof of zonnecellen in 2024 MIA krijgen. Voor een auto op waterstof 45% tot een investeringsbedrag van €75.000, voor een auto op zonnecellen 36% MIA tot een investeringsbedrag van €100.000. Voor elektrische personenauto’s kunnen alleen particulieren dit jaar voor het laatst nog subsidie aanvragen, de Subsidie Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP). Deze bedraagt voor nieuwe elektrische auto’s €2.950 en voor occasions €2.000. De subsidie is dus niet weggelegd voor bedrijven, maar werknemers en DGA’s kunnen deze subsidie wel in privé aanvragen zolang deze geen betrekking heeft op een auto van de zaak. Voor zakelijk gereden kilometers kan dan in 2024 een belastingvrije vergoeding gegeven worden van maximaal €0,23/km.

Te laat bezwaar of beroep eerder acceptabel

Als u het niet eens bent met een beslissing van de fiscus, kunt u bezwaar en beroep aantekenen. Dit moet in beginsel gebeuren binnen zes weken nadat de beslissing aan u bekend is gemaakt. Daarna wordt uw bezwaar of beroep niet meer in behandeling genomen, tenzij u ‘redelijkerwijs niet in verzuim bent geweest’. De Centrale Raad van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) heeft onlangs in een uitspraak aangegeven dat voortaan eerder dan thans geoordeeld dient te worden dat hiervan sprake is. De CBb noemt als voorbeeld een ernstige ziekte of ongeval van degene die het bezwaar of beroep in moet dienen.

Ook het overlijden van een naaste met daaraan verbonden zorgtaken kan volgens het CBb voortaan een reden zijn om soepeler met de termijnen om te gaan, evenals een natuurramp, een besmettelijke dierziekte op het bedrijf of een brand in de woning of in een bedrijfspand. Het CBb geeft aan dat thans te snel de conclusie wordt getrokken dat in dergelijke situaties maar een derde ingeschakeld had moeten worden of dat pro forma bezwaar had kunnen worden ingediend. Het CBb vindt dit niet correct en oordeelt dat een versoepelde opstelling per direct in dient te gaan.

ZEZ-uitkering belast als loon

Ook zelfstandige ondernemers die zwanger zijn, hebben tijdens hun zwangerschap recht op een uitkering. Ook DGA’s hebben recht op deze uitkering. De hoogte van de uitkering, de ZEZ-uitkering (zelfstandige en zwanger), is gebaseerd op het inkomen van het voorafgaande jaar maar bedraagt nooit meer dan het minimumloon. Onlangs heeft de rechter beslist dat de uitkering belast is als loon en niet als winst. Een zelfstandige onderneemster had de rechtszaak aangespannen, omdat ze de uitkering als winst belast wilde zien. Zodoende wilde ze de mkb-winstvrijstelling erop in aftrek brengen, maar die vlieger ging dus niet op. Volgens de rechter ontbreekt er een zakelijk verband met de uitkering en is deze juist bedoeld als algemene inkomensvoorziening.

Leeftijd vrijstelling overdrachtsbelasting niet discriminerend

Wie een woning koopt, dient hierover in principe overdrachtsbelasting te betalen. Er bestaat echter een vrijstelling voor personen tot 35 jaar die een woning kopen van maximaal €510.000 en die de vrijstelling nog niet eerder gebruikt hebben. Het gerechtshof in Den Bosch heeft onlangs bepaald dat de leeftijdsgrens geen vorm van ongeoorloofde discriminatie is. Een 38-jarige koper van een woning was van mening dat er geen rechtvaardige redenen bestonden om hem de vrijstelling te weigeren. Het Hof was het hiermee niet eens. Uit onderzoek was namelijk gebleken dat zo’n 70% van alle personen die voor het eerst een woning kopen jonger was dan 35 jaar. Om deze groep te kunnen helpen bij het verkrijgen van een woning was het dan ook gerechtvaardigd een leeftijdsgrens van 35 jaar te hanteren, aldus het Hof.

Persoonlijk advies

Heeft u naar aanleiding van deze Fiscaflits vragen of wilt u persoonlijk advies, neem dan contact op met Vakcentrum Bedrijfsadvies, (0348) 41 97 71.

Gepubliceerd: dinsdag 7 mei 2024