De Omgevingswet

Na herhaaldelijk uitstel is op 1 januari 2024 de Omgevingsweg in werking getreden. Blijven uw activiteiten hetzelfde, dan verandert er niets. Gaat u  bijvoorbeeld uitbreiden of verbouwen, of wilt u  een vergunning aanvragen: dan krijgt u te maken  met de nieuwe regels. Hieronder staan voor de retail enkele belangrijke verschillen beschreven tussen de oude situatie en de nieuwe situatie.

Verschillen tussen gemeenten

Het vergroten van de beleidsvrijheid voor gemeenten is een van de belangrijkste veranderingen in de Omgevingswet. Voor 1 januari 2024 golden bijvoorbeeld voor alle supermarkten in Nederland dezelfde landelijk vastgestelde milieuregels. Onder de nieuwe Omgevingswet zijn landelijke bevoegdheden naar gemeenten verschoven. Dit kan leiden tot juridische verschillen en ongelijkheid tussen gemeenten.

In de praktijk kan dit betekenen dat in plaats X leveranciers in de nacht mogen laden en lossen met diesel aangedreven trucks, terwijl in plaats Y een winkel alleen in de ochtend bevoorraad mag worden met elektrisch vervoer. Het voordeel van het nieuwe systeem is dat gemeenten de milieuregels nu echt kunnen toespitsen op de lokale situatie. Echter, ondernemers met vestigingen in verschillende gemeenten moeten nu wel alert zijn op de onderlinge verschillen.

Het omgevingsplan

Het belangrijkste instrument uit de Omgevingswet is het omgevingsplan. Het is de opvolger van het bestemmingsplan, maar dan veel breder. Regels voor klimaatadaptatie, de energietransitie en het oplossen van de wooncrisis zijn voor een belangrijk deel in het omgevingsplan terechtgekomen. Gemeenten moeten nu de oude bestemmingsplannen onderbrengen in het omgevingsplan. Dat is een lastige operatie. Daarom werd bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet het geldende planologische kader (dus de geldende bestemmingsplannen) automatisch onderdeel van een tijdelijk deel van het omgevingsplan van de  gemeenten. Gemeenten krijgen tot en met 2031 de tijd om de regels uit dit tijdelijke deel om te zetten in het nieuwe omgevingsplan.

In strijd met het Omgevingsplan

Het kan na 1 januari 2024 voorkomen dat een initiatief niet past binnen de regels van het omgevingsplan. Dit betekent niet automatisch dat het initiatief geen doorgang kan vinden. Onder de Omgevingswet zijn er namelijk twee manieren waarop een initiatief dat niet in het omgevingsplan past, alsnog kan worden verwezenlijkt. Ten eerste kan er een omgevingsvergunning voor een zogenoemde ‘buitenplanse’ omgevingsplanactiviteit worden aangevraagd. Ingrijpender is de tweede optie, het aanvragen van een wijziging van het omgevingsplan. Er zijn drie criteria die bepalen of een afwijking of bijstelling van het Omgevingsplan nodig is:

  • het initiatiefplan is concreet en afgebakend;
  • de regels waarmee het initiatiefplan in strijd is, hebben als doel om een evenwichtige toedeling van functies aan locaties te bereiken;
  • het initiatiefplan leidt er toe dat de regels voor omliggende percelen moeten worden gewijzigd.

Welstandscommissie Ja of Nee?

Onder de Omgevingswet kunnen gemeenteraden ervoor kiezen om al dan niet regels te stellen over het uiterlijk van bouwwerken. Onder uiterlijk wordt bedoeld vormgeving, maatvoering, materiaalgebruik en kleurgebruik. Het stellen van dergelijke welstandscriteria is dus geen verplichting meer voor de gemeente. Als een gemeente er echter voor kiest om wel welstandscriteria op te stellen, dan moet dat in het Omgevingsplan worden opgenomen. De komst van de Omgevingswet zorgt ervoor dat veel gemeenten hun oude welstandstoets tegen het licht houden.

Betrek belanghebbenden

Participatie is een belangrijk uitgangspunt onder de Omgevingswet. Hoe de participatie moet worden ingericht is echter niet uitgebreid wettelijk geregeld. De wetgever heeft bewust de ruimte voor maatwerk in de participatie zo groot mogelijk gelaten. Onder de Omgevingswet worden overheden gestimuleerd om tijdig aandacht aan participatie te besteden bij vraagstukken over de fysieke leefomgeving zoals bij het Omgevingsplan.

Als de gemeente dus wijzigingen wil aanbrengen dient zij de belanghebbenden te betrekken.

Dat geldt ook voor ondernemers die een omgevingsvergunning aanvragen. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning moet worden aangegeven (I) of belanghebbenden bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken en (II) zo ja, hoe de aanvrager aan de participatie heeft ingericht en wat de resultaten hiervan zijn.

Ondernemers moeten dus bij het aanvragen van een omgevingsvergunning meer dan voorheen vooraf rekening houden met belangen en wensen van omwonenden, belangengroepen en andere stakeholders en hen daadwerkelijk betrekken bij de planvorming, bijvoorbeeld door het organiseren van een informatiebijeenkomst of enquête met de mogelijkheid tot reageren door de aanwezigen.

Bouwkwaliteit voortaan getoetst door onafhankelijke deskundige

Nieuw is ook de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). Met deze wet wil de overheid de bouwkwaliteit verhogen. De preventieve toets van gemeenten van bouwplannen aan bouwtechnische voorschriften vervalt en wordt vervangen voor een toets in de praktijk door een onafhankelijke kwaliteitsborger.

Voor winkelpanden geldt de Wkb echter nog niet. Voor winkels moet nog steeds een vergunning bij de gemeente worden aangevraagd voor de technische bouwactiviteiten.

DSO

Gelijktijdig met de invoering van de Omgevingswet is het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) geïntroduceerd. Dit wordt ook wel het omgevingsloket genoemd. Dit centrale digitale platform dient als loket waar burgers en bedrijven vergunningsaanvragen kunnen indienen. Voor overheden is dit de plaats om omgevingsplannen te publiceren en te controleren. Het loket maakt het voor de aanvragers  eenvoudiger om de benodigde documenten in te dienen en het verloop van de aanvraag te volgen.

Meer informatie

Voor meer informatie over de Omgevingswet, kijk op: https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/