van Picnic cs bevatte weer een nieuw argument om dispensatie van de CAO voor het Levensmiddelenbedrijf te krijgen. Een ander argument dan het, naast de waarheid liggende, argument dat bij het vorige dispensatieverzoek (‘partijen zijn in overleg’) is gebruikt. Hierover spreken we elkaar trouwens volgende maand bij de rechtbank.

Het argument dat nu uit de hoge hoed werd getoverd en door de minister werd omarmd, betreft het ‘afwijkende bedrijfsmodel’. De minister heeft vervolgens niet onderzocht of het kennelijke oogmerk bij dit tweede dispensatieverzoek niet iets anders was, namelijk het ontwijken van de werking van de algemeen verbindend verklaring. Als dit meer doorslaggevend is dan het uit de hoed gekomen nieuwe argument, dient het verzoek afgewezen te worden. Hetzelfde geldt voor de vele, puur bedrijfseconomische, achterliggende redenen die ook benoemd zijn. Ook deze mogen niet tot dispensatie leiden.

Namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werd onder andere het volgende opgetekend:

“De kern van het verschil in bedrijfs­model zit in het afwijkende distributiemodel. Daarbij richten de E-commerce werkgevers zich, anders dan de traditionele supermarkten, op thuisbezorging. 
Het afwijkend distributiemodel leidt tot een geheel andere arbeidspool (volwassenen met rijbewijs vs jongeren). Dit komt door afwijkende werkzaamheden (inpakken en thuisbezorgen vs vakkenvullen en kassa), locaties (overwegend bedrijventerrein vs overwegend binnenstad) en arbeidstijden (‘s avonds vs overdag). Deze verschillen leiden tot toepassingsproblemen (door o.a (loon-)kostenimpact) van de CAO voor het Levensmiddelenbedrijf op het arbeidsproces en de arbeidspool van E-Commerce werkgevers. Als gevolg van de toepassings­problemen (significant hogere loonkosten en andere verplichtingen, bijvoorbeeld terzake roosters en planning, avondwerk en zondagswerk) kan toepassing van de CAO voor het Levensmiddelenbedrijf in de ogen van Picnic redelijkerwijs niet van de E-Commerce werkgevers worden gevergd.”

Staat hier dus niet gewoon dat het toch om de kosten gaat, dus om bedrijfseconomische redenen, die niet doorslaggevend mogen zijn? 
Heeft de minister wel goed onderzocht wat de daadwerkelijke afwijkingen in het bedrijfsmodel zijn en of dat alles wel zo verschillend is? En moeten de daaruit voortvloeiende hoge bedrijfskosten niet voor een deel voor rekening van het bedrijf komen? Deze zijn merendeels alleen het gevolg van specifieke door Picnic genomen  bedrijfskeuzes, die gemaakt zijn op het vlak van personeelsbeleid, kostendoorberekeningen en arbeids-en bezorgtijden?

Een bedrijf als Picnic is, in de CAO voor het Levensmiddelenbedrijf gedefinieerd als virtuele winkel. Eerder sprak men over  een ‘verzendhuis’. Onder leiding van professor F.L. van Muiswinkel is het verschil in het bedrijfsmodel van een supermarkt en een verzendhuis in 1951 kort en krachtig neergezet:

“Het verzendhuis onderscheidt zich van het winkelbedrijf in hoofdzaak door de wijze van verkoop. De klanten van het winkelbedrijf komen in de winkel, doen hier hun keuze, worden in deze keuze door vakkundig personeel bijgestaan. Bij het verzendhuis is dit anders; hier geen bezoek aan de winkel, dus geen tijd- en geld­ verlies (voor eventuele reizen naar de stad), de keuze geschiedt thuis, rijpelijk overleg is dus mogelijk. Men bedient zich feitelijk zelf. Voor de verzendhuizen valt het probleem van de leegloop, hetwelk in het winkelbedrijf zulk een belangrijke rol speelt, weg. Immers men behoeft niet de gehele dag gereed te zijn om klanten te bedienen: de dagelijkse schommelingen in de omzet blijven achterwege. Continu en regelmatig arbeiden is hier mogelijk, waardoor de vaste kosten een belangrijk geringer deel van de exploitatie kosten uitmaken dan bij het winkelbedrijf.” 

Kortom zo afwijkend is het distributiemodel niet. Picnic valt gewoon onder de 
CAO voor het Levensmiddelenbedrijf zoals door de rechterlijk macht is vastgesteld en door de minister erkend, omdat er immers anders geen dispensatie verleend kon worden.

De cao dekt al jaren verschillende bedrijfsmodellen, dat gaat bewezen goed. Gelijk speelveld en transparantie moeten verder ook een uitgangspunt zijn. Het Nederlandse cao-stelsel is een groot goed. Er is daarom geen reden tot dispensatie gebaseerd op zwakke argumenten uit de hoge hoed.

mr. Patricia E.H. Hoogstraaten RAE
directeur

Kvk Centrale Raad 2023 WEB 7813